De werkgever heeft de wettelijke verplichting om de nodige maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Volgens de wet is de werkgever aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan of dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Niet snel wordt aangenomen dat de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Welke veiligheidsmaatregelen de werkgever moet treffen en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De werknemer is in beginsel aansprakelijk voor de schade die een werknemer lijdt door een ongeval op het werk. Voor het bewijs dat de werkgever niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht hoeft niet vast te staan wat de oorzaak van het ongeval is geweest. Staat die toedracht vast, dan kan de werkgever volstaan met aan te tonen dat hij heeft voldaan aan alle op hem rustende verplichtingen om het ongeval te voorkomen. Onduidelijkheid omtrent de toedracht van het ongeval betekent een ruimere bewijslast voor de werkgever.
Een werknemer vorderde in een procedure een verklaring voor recht dat zijn werkgever en het bedrijf waar hij door zijn werkgever te werk was gesteld aansprakelijk waren voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van een ongeval op werkvloer. De werknemer was twee treden opgelopen om een nooduitgang te sluiten. Bij het afdalen van de treden verstapte hij zich.
Geen van beide treden overbrugde een bijzondere hoogte. De werknemer hoefde tijdens het op- en afgaan van deze treden geen bijzondere verrichtingen uit te voeren. Hij hoefde geen voorwerpen te dragen die hem het zicht op de treden konden belemmeren. Hij moet hebben waargenomen dat hij twee maal een hoogteverschil via een trede moest overbruggen, zodat hij daar bij terugkeer op bedacht had kunnen en moeten zijn. Het op- en afgaan van dergelijke treden is een dagelijkse bezigheid, die niet om een bijzondere instructie door de werkgever vraagt. Volgens Hof Den Bosch zijn voldoende maatregelen getroffen om het ongeval te voorkomen. De eerste trede was door zijn afmetingen duidelijk zichtbaar. De tweede trede was aan de voorzijde gemarkeerd, zodat de gebruiker daarvan gewaarschuwd is dat hij een verhoging betreedt. Een nadere markering op de bovenzijde was gezien het te verwachten beperkte gebruik als toegang tot de nooduitgang niet vereist. De situatie ter plekke voldeed aan de vereisten van het Bouwbesluit.
Het hof is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden de situatie ter plekke niet anders had moeten worden ingericht. Evenmin hadden aan de werknemer meer specifieke of andere instructies gegeven moeten worden over het gebruik van de trap.
Volgens het hof zijn de werkgever en het bedrijf waar de werknemer te werk was gesteld niet aansprakelijk voor de schade van de werknemer. De omstandigheid dat de situatie ter plekke na het ongeval is aangepast leidt volgens het hof niet dwingend tot de conclusie dat in de oude situatie in onvoldoende mate aan de zorgplicht is voldaan.