De werkgever is verplicht het loon tijdens arbeidsongeschiktheid van een werknemer gedurende 104 weken door te betalen. De verplichting tot loondoorbetaling kan worden verlengd wanneer de werkgever tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid te weinig heeft gedaan om de werknemer te laten re-integreren in het arbeidsproces.
Tijdens de arbeidsongeschiktheid van een werkneemster stelde de arbeidsdeskundige in een brief van 1 augustus 2016 vragen aan de werkgever over de verrichte re‑integratie‑inspanningen. Omdat de werkgever niet tijdig reageerde kon het UWV niet vaststellen of de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Het UWV heeft daarom op 12 augustus 2016 het tijdvak van loondoorbetaling tijdens ziekte met 52 weken verlengd. Kort nadat het UWV het besluit tot het opleggen van de loonsanctie had genomen, heeft de werkgever gereageerd op de brief van de arbeidsdeskundige. Naar aanleiding daarvan heeft het UWV de loonsanctieperiode bekort tot vier weken.
De arbeidsongeschikte werkneemster heeft tegen dit besluit van het UWV bezwaar gemaakt. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard. De loonsanctie was opgelegd vanwege een administratieve tekortkoming. Dit verzuim is hersteld, waarna het UWV heeft geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever voldoende zijn geweest.