Bij de Eerste Kamer is een voorstel tot wijziging van de Arbowet in behandeling. Dit wetsvoorstel regelt de verplichtstelling van een vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen. De minister van SZW heeft vragen van de Eerste Kamer over dit wetsvoorstel beantwoord.
Volgens de minister is een vertrouwenspersoon, waar een werknemer vertrouwelijk terecht kan voor advies, begeleiding en ondersteuning een belangrijk middel tegen ongewenst gedrag op de werkvloer. Met name grote organisaties hebben al een vertrouwenspersoon aangesteld. Een aanleiding voor het verplicht stellen van een vertrouwenspersoon ziet de minister in het aantal werknemers dat ongewenste omgangsvormen ervaart.
Vanwege de bijzondere positie binnen de organisatie komt aan een interne vertrouwenspersoon volgens de minister een bepaalde aanvullende ontslagbescherming toe. Daarvoor wordt aansluiting gezocht bij de ontslagbescherming die geldt voor de arbodeskundige en de preventiemedewerker binnen de organisatie.
Het wetsvoorstel laat werkgevers vrij om een vertrouwenspersoon intern aan te stellen of extern in te huren. Er is niet voor gekozen om voor de aanstelling van een vertrouwenspersoon de ondergrens van 50 werknemers aan te houden die geldt voor het instellen van een ondernemingsraad. Iedere werknemer moet in beginsel toegang hebben tot een vertrouwenspersoon, onafhankelijk van de grootte van de onderneming. Bij de behandeling in de Tweede Kamer is het wetsvoorstel gewijzigd en de verplichting beperkt tot organisaties met ten minste tien werknemers.
De Nederlandse Arbeidsinspectie wordt belast met toezicht en handhaving van het wetsvoorstel.
Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel hebben de kleinste organisaties 16 maanden de tijd om een vertrouwenspersoon aan te stellen. Grote organisaties dienen binnen vier maanden aan de wet te voldoen.