Wie werkzaamheden verricht voor een bv waarin hij een aanmerkelijk belang heeft, dient daarvoor een gebruikelijk loon te ontvangen. In 2018 bedroeg het gebruikelijke loon een bedrag van ten minste € 45.000 tenzij aannemelijk is dat in soortgelijke dienstbetrekkingen een lager loon gebruikelijk was. In dat geval werd het loon gesteld op dat lagere loon. Was in soortgelijke dienstbetrekkingen een hoger loon gebruikelijk, dan gold dat hogere loon als uitgangspunt.
In een procedure voor Hof Den Haag was in geschil of de inspecteur het gebruikelijke loon van een dga in 2018 terecht op € 45.000 heeft vastgesteld. Volgens het hof heeft de dga met de overgelegde jaarstukken en aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2015 tot en met 2021 aangetoond dat het gebruikelijk loon op een lager bedrag moet worden vastgesteld. Het loon kan lager liggen dan het normbedrag vanwege een slechte financiële positie van de bv als de verlaging van het loon voortvloeit uit het waarborgen van de continuïteit van de onderneming. De bv heeft in de jaren 2015 tot en met 2021 gemiddeld genomen zeer bescheiden winsten behaald. De bv had in alle jaren een negatief ondernemingsvermogen en een forse schuld aan de dga. De continuïteit zou in gevaar komen als in 2018 een gebruikelijk loon van € 45.000 in aanmerking zou worden genomen. Dat betekent niet dat helemaal geen loon in aanmerking hoeft te worden genomen. Zowel de aangifte IB/PVV 2018 van de dga als de aangifte Vpb 2018 van de bv vermeldt een bedrag aan loon respectievelijk personeelskosten. Het hof heeft het gebruikelijke loon conform de ingediende aangifte IB/PVV 2018 vastgesteld op € 10.240.