De werkgever is verplicht het loon van een werknemer tijdens diens arbeidsongeschiktheid door te betalen gedurende maximaal 104 weken. Het UWV kan de loondoorbetalingsverplichting verlengen met maximaal 52 weken wanneer de werkgever niet aan zijn verplichtingen met betrekking tot de re-integratie van de werknemer heeft voldaan. Een besluit waarin aan de werkgever een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting, de zogenaamde loonsanctie, wordt opgelegd, is vatbaar voor bezwaar.
De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak uit 2017 een besluit van het UWV tot het opleggen van de verlengde loondoorbetalingsverplichting vernietigd. Volgens de Centrale Raad van Beroep heeft de werkgever voldoende invulling gegeven aan zijn verplichtingen om te trachten de werknemer te re-integreren in het arbeidsproces.
Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de werkgever het UWV om schadevergoeding verzocht. De gestelde schade betrof onder meer een bedrag aan kosten van juridische begeleiding bij het voortgezette re-integratietraject van de werknemer. Het UWV heeft de loonkosten inclusief de werkgeverslasten vergoed, evenals de kosten van het vervolgtraject tweede spoor en de kosten in verband met het schadeverzoek. De kosten van juridische begeleiding heeft het UWV niet vergoed. Dat leidde tot een procedure, die door de Centrale Raad van Beroep is beëindigd.
Volgens de Centrale Raad van Beroep staan de kosten van de juridische begeleiding in een zodanig verband met het onrechtmatige besluit van het UWV dat zij als een gevolg van dat besluit aan het UWV kunnen worden toegerekend. De werkgever heeft toegelicht dat hij na het loonsanctiebesluit juridische bijstand heeft gezocht voor de begeleiding van het re-integratietraject omdat dit traject moeizaam verliep. Uit het loonsanctiebesluit bleek dat de werkgever onvoldoende kennis had om de re-integratie zonder hulp goed vorm te geven. De werkgever heeft zich van juridische begeleiding voorzien om de duur van de loonsanctie te bekorten.