Een volledig ouderdomspensioen op grond van de AOW wordt in 50 verzekerde jaren opgebouwd. Bij de oorspronkelijke pensioenleeftijd van 65 jaar ving de verzekering aan op 15-jarige leeftijd. Door de verhoging van de AOW-leeftijd is ook de aanvangsleeftijd verhoogd, aangezien het maximum van 50 verzekerde jaren niet is veranderd.
Een verzekerde maakte bezwaar tegen het hem de Sociale Verzekeringsbank (SVB) toegezonden pensioenoverzicht. Daarin was vermeld dat zijn AOW-leeftijd nog niet bekend was, maar dat deze minimaal 67 jaar en drie maanden zou zijn. Het bezwaar betrof de aanvangsdatum van de pensioenopbouw, die volgens het pensioenoverzicht 17 jaar en drie maanden bedroeg. Volgens de verzekerde is zijn pensioenopbouw begonnen op 15-jarige leeftijd. Het bezwaar tegen het pensioenoverzicht is door de SVB ongegrond verklaard. Volgens de Centrale Raad van Beroep kan een verzekerde aan de vanaf zijn 15e verjaardag betaalde premies geen rechten ontlenen omdat de AOW een omslagstelsel kent. Bij een omslagstelsel worden de betaalde premies niet gebruikt voor de opbouw van toekomstige rechten van de betaler, maar voor de uitkering aan pensioengerechtigden.
In eerdere uitspraken heeft de Centrale Raad van Beroep overwogen dat de aanpassing van de AOW leidt tot een inmenging in het eigendomsrecht van een verzekerde. Deze inmenging is echter in het algemeen proportioneel en leidt niet tot schending van het eigendomsrecht. In een concreet geval kan sprake zijn van een onevenredig zware last, waardoor zich wel een ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht voordoet. Of de verhoging van de aanvangsleeftijd met twee jaar en drie maanden voor de verzekerde tot een onevenredig zware last leidt, moet worden bezien in het kader van de besluitvorming die betrekking heeft op de toekenning van het ouderdomspensioen en de ingangsdatum daarvan. Dat was niet aan de orde in deze procedure.