Je bekijkt nu Vernietiging ontslag op staande voet

Vernietiging ontslag op staande voet

Een op staande voet ontslagen werknemer diende bij de kantonrechter een verzoek tot vernietiging van het ontslag in. In reactie daarop diende de werkgever een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst in voor het geval het ontslag op staande voet geen stand zou houden.

Er was voldaan aan de eisen van onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst en mededeling daarvan. Als dringende reden voor het ontslag op staande voet voerde de werkgever overtreding van het overeengekomen relatiebeding aan. De werkgever baseerde dat op het feit dat de werknemer zich elders als freelancer had aangeboden om werkzaamheden te verrichten. Die handeling levert geen inbreuk op het relatiebeding op, aangezien er geen werkzaamheden zijn verricht door de werknemer ten behoeve van relaties van de werkgever. Het ontslag op staande voet is daarom door de kantonrechter vernietigd. De werkgever probeerde het relatiebeding tijdens de mondelinge behandeling nog op te rekken door te stellen dat de werknemer een aanvang heeft gemaakt om elders te gaan werken. Daardoor zou het relatiebeding al zijn geschonden. De kantonrechter ging daar niet in mee.

Het tegenverzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst berustte op een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter kon uit de door de werkgever gestelde en door de werknemer betwiste gedragingen van de werknemer geen verstoring van de arbeidsverhouding afleiden. Volgens de kantonrechter zouden partijen, al dan niet na mediation, met elkaar verder moeten kunnen. De kantonrechter heeft het tegenverzoek afgewezen.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBMNE20204316, 8641843 / ME VERZ 20-103 | 27-10-2020