Een man ontvangt een AOW-uitkering en pensioenuitkeringen. Volgens de gegevens van de Belastingdienst is op de AOW-uitkering géén loonheffing ingehouden. Op de pensioenuitkeringen is loonheffing ingehouden ten bedrage van € 4.863 in 2018 en € 4.748 in 2019. De man stelt dat deze bedragen te laag zijn. Hij vindt dat het pensioenfonds eigenlijk een hoger brutobedrag aan pensioen had moeten uitkeren en daardoor ook meer loonheffing had moeten inhouden. Deze hogere loonheffing verrekent hij in zijn aangifte inkomstenbelasting.
De inspecteur en later de rechtbank en het hof wijzen dit standpunt van de hand. Loonbelasting wordt alleen verrekend als deze daadwerkelijk is ingehouden op het loon en afgedragen. Het hof maakt duidelijk dat wat ‘had moeten worden ingehouden’ geen betekenis heeft voor de belastingaanslag. Er bestaan geen bewijzen dat er meer loonheffing is ingehouden dan blijkt uit de gegevens. Hierdoor kan de man niet met succes aanspraak maken op de door hem gewenste hogere bedragen aan loonbelasting in zijn aanslagen inkomstenbelasting.