Je bekijkt nu Geen 30%-regeling omdat bewijs arbeidsovereenkomst vóór emigratie ontbreekt

Geen 30%-regeling omdat bewijs arbeidsovereenkomst vóór emigratie ontbreekt

De 30%-regeling is een fiscale faciliteit voor werknemers die vanuit het buitenland naar Nederland komen om hier te werken. Deze regeling maakt het mogelijk om een deel van het loon, maximaal 30%, onbelast uit te betalen als vergoeding voor extra kosten die deze werknemers maken door hun tijdelijke verblijf buiten hun land van herkomst. Een belangrijke voorwaarde is dat de werknemer beschikt over specifieke deskundigheid die schaars is op de Nederlandse arbeidsmarkt. Cruciaal voor de toepassing van de regeling is het moment waarop de arbeidsovereenkomst tot stand komt.

Een vrouw verhuist vanuit Turkije naar Nederland, samen met haar kinderen. Enkele weken later sluit ze een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een Nederlandse werkgever en begint ze aan haar werk. Na de start van haar dienstverband doet de werkgever, mede namens de vrouw, een verzoek bij de Belastingdienst voor toepassing van de 30%-regeling. De Belastingdienst vraagt vervolgens aanvullende informatie over wanneer de arbeidsovereenkomst precies tot stand is gekomen. Hierop reageert de vrouw niet. De inspecteur wijst het verzoek af.

Enkele maanden later, nadat ze haar dienstverband bij de werkgever heeft beëindigd, vraagt de werkgever namens haar een heroverweging van de eerdere afwijzing. De Belastingdienst behandelt dit als een nieuwe aanvraag en wijst deze eveneens af. Kort daarna dient de vrouw een bezwaar in tegen deze afwijzing en vraagt daarnaast om een herbeoordeling van de afwijzing van het eerste verzoek. In dit proces legt zij tekstberichten over om te onderbouwen dat de arbeidsovereenkomst al was gesloten voordat ze naar Nederland verhuisde. De inspecteur verklaart het bezwaar ongegrond, waarna de vrouw in beroep gaat.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het tweede verzoek terecht heeft afgewezen, omdat de vrouw op dat moment al niet meer voor de werkgever werkte. Ook de heroverweging van de eerste aanvraag is terecht afgewezen. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat de arbeidsovereenkomst al tot stand is gekomen voordat zij naar Nederland emigreerde. De tekstberichten tonen geen afgeronde overeenkomst, maar een verzoek om een bijgewerkt CV voor een eerste gesprek. Ook andere stukken ontbreken om een mondelinge overeenkomst te bewijzen. De stelling van de vrouw dat zij anders niet zou zijn gekomen, is onvoldoende, mede gezien het feit dat haar echtgenoot al in Nederland woonde.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:6976 | 15-10-2025