De Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad heeft conclusie genomen in een procedure over de vraag of de maaltijdbezorgers van Deliveroo werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. Eerder in de procedure hebben de rechtbank en het gerechtshof die vraag bevestigend beantwoord. De A-G deelt deze opvatting en is van mening dat het arrest van het hof in stand kan blijven.
Bij de beantwoording van de vraag of de maaltijdbezorgers een arbeidsovereenkomst hebben, draait het vooral om de invulling van het gezagscriterium. De A-G meent dat het gezagscriterium niet draait om de instructiebevoegdheid van de werkgever, maar om de positie die het werk organisatorisch inneemt in de onderneming. Als de werkzaamheden een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de werkgever, is veelal aan het gezagscriterium voldaan. Deze benadering sluit volgens de A-G aan bij het wettelijke criterium of het werk wordt verricht in dienst van een ander.
Of werk een wezenlijk onderdeel van de organisatie van de werkverschaffer vormt, kan worden beoordeeld aan de hand van de volgende vragen:
- Is sprake van het verrichten van kernactiviteiten?
- Hebben de werkzaamheden een structureel karakter?
- Wat is het organisatorisch kader waarbinnen de werkzaamheden worden verricht?
Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst als de werker als zelfstandig ondernemer kan worden beschouwd. In dat geval is het werk niet organisatorisch ingebed in de onderneming van de werkverschaffer. De A-G wijst erop dat hiervoor moet worden gekeken naar de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden.
De A-G wijst er op dat de in de contracten met Deliveroo opgenomen bepaling dat de maaltijdbezorger vrij is om zich te laten vervangen, niet in de weg staat aan de kwalificatie als arbeidsovereenkomst. Dat geldt ook voor de contractuele vrijheid van de bezorger om te werken wanneer hij dat wil.