Je bekijkt nu Geen dienstbetrekking bij werk-bv voor dga holding

Geen dienstbetrekking bij werk-bv voor dga holding

Bij de beantwoording van de vraag of iemand onder de werknemersverzekeringswetten valt, is van belang of deze persoon in een privaatrechtelijke dienstbetrekking werkzaam is. Het bestaan van een privaatrechtelijke dienstbetrekking wordt aangenomen als is voldaan aan drie voorwaarden. Deze voorwaarden zijn het bestaan van een gezagsverhouding, de verplichting om de werkzaamheden persoonlijk te verrichten en de verplichting tot loonbetaling.

In een procedure over naheffingsaanslagen loonheffingen was de vraag aan de orde of sprake was van een dienstbetrekking tussen een bv en de persoon die namens de directeur van de bv de directietaken uitvoerde. De directie van de bv werd gevoerd door een holding-bv, die een 30%-belang hield in de bv. De werkzaamheden werden feitelijk verricht door de dga van de holding-bv. Niet in geschil was dat de dga van de holding-bv niet was aan te merken als dga van de bv in de zin van de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder.

Volgens de rechtbank is bij de beantwoording van de vraag of tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon een gezagsverhouding bestaat niet van belang of materieel sprake is van een gezagsverhouding. Het gaat om de formele gezagsrelatie. De rechtbank merkte op dat niet de natuurlijke persoon, maar de holding-bv de bestuurder van de bv is. De algemene vergadering van aandeelhouders kan de holding-bv als bestuurder ontslaan, maar dat is niet hetzelfde als gezag uitoefenen over de dga van de holding-bv bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden.

Gelet op de overige omstandigheden oordeelde de rechtbank dat geen sprake was van een dienstverband. Partijen hebben niet de wil gehad om een arbeidsovereenkomst tot stand te brengen. In plaats daarvan sloten zij een overeenkomst van opdracht. Volgens de rechtbank is het in die situatie niet ongebruikelijk dat wordt overeengekomen dat persoonlijke arbeid wordt verricht om te bewerkstelligen dat een bepaalde persoon met bepaalde kwaliteiten of kennis de opdracht uitvoert. Dat leidt op zich niet tot een arbeidsrelatie. Ook het kunnen geven van aanwijzingen leidt niet zonder meer tot de conclusie dat sprake is van de voor een arbeidsovereenkomst vereiste gezagsverhouding. Ook dat komt in overeenkomsten van opdracht voor. Ten slotte wordt ook bij een opdracht geld betaald en is niet elke betaling gelijk te stellen met loon.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL2020637, AWB 18/6460, 18/6461, 18/6462 en 18/6464 | 05-03-2020