In de ministeriële regeling Wet financiering sociale verzekeringen is opgenomen dat het maximum premie-inkomen in geval van overlijden niet tijdsevenredig wordt herleid. De ministeriële regeling is gebaseerd op een delegatiebepaling in de Wet financiering sociale verzekeringen. Het is de rechter niet toegestaan om de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te toetsen. Dat geldt in beginsel ook voor de ministeriële regeling, omdat deze haar grondslag vindt in de wet. Wel kan de ministeriële regeling onverbindend worden verklaard als duidelijk is dat zij leidt tot een heffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad of als die regeling in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel of met een verdragsbepaling.
Hof Den Bosch constateert dat het een bewuste keuze van de wetgever is geweest om overlijden uit te sluiten van de tijdsevenredige herleiding van het maximum premie-inkomen. Dat betekent dat de minister niet buiten de grenzen van zijn bevoegdheid is getreden in de regeling. Volgens het hof is geen sprake van strijdigheid met enig algemeen rechtsbeginsel. Evenmin is sprake van discriminatie. De door de belanghebbenden in de procedure getrokken vergelijking met een emigrerende werknemer gaat niet op. De situatie van een emigrerende werknemer is niet vergelijkbaar met die van een overledene.