Het loonbegrip voor de inkomstenbelasting volgt het loonbegrip van de loonbelasting. De 30%-regeling is onderdeel van de werkkostenregeling. Op grond van deze regeling kan een inhoudingsplichtige extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking vrij vergoeden tot 30% van het aan te wijzen gedeelte van het loon. De vergoeding voor deze extraterritoriale kosten is een gerichte vrijstelling. De inhoudingsplichtige dient deze aan te wijzen om te voorkomen dat de 30%-vergoeding belast loon vormt of ten laste komt van de vrije ruimte.
De grondslag voor de 30%-regeling is beperkt tot het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, dat is genoten tijdens de looptijd van de regeling. De looptijd van de 30%-regeling eindigt op de laatste dag van het loontijdvak na het loontijdvak waarin de tewerkstelling is geëindigd. De tewerkstelling eindigt zodra een werknemer geen feitelijke werkzaamheden meer voor zijn werkgever hoeft te verrichten. Vrijstelling van alle werkzaamheden voor een werkgever brengt beëindiging van de tewerkstelling met zich mee.
Volgens Hof Amsterdam heeft de werkgever terecht op een nabetaling aan een ingekomen werknemer de 30%-regeling niet toegepast. Hoewel de dienstbetrekking formeel op 31 maart 2017 is beëindigd, was de werknemer ingang van 18 januari 2017 vrijgesteld van alle werkzaamheden. Zijn tewerkstelling is daarmee geëindigd op 17 januari 2017. De looptijd van de 30%-regeling is beperkt tot 28 februari 2017 als zijnde laatste dag van het loontijdvak na het loontijdvak waarin de tewerkstelling is geëindigd. De nabetaling aan de werknemer dateert van na 1 maart 2017. Om die reden mist de 30%-regeling toepassing op deze betaling.