Een werkgever mag er in beginsel op vertrouwen dat een verklaring van een werknemer overeenstemt met zijn wil. Of het vertrouwen van de werkgever gerechtvaardigd is, hangt af van de omstandigheden van het geval. In het geval van opzegging van het dienstverband door de werknemer is het vertrouwen van de werkgever alleen gerechtvaardigd als de opzegging blijkt uit een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer. Deze strenge maatstaf dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor hem kan hebben. De werkgever dient te onderzoeken of de werknemer daadwerkelijk wil opzeggen en heeft de verplichting om de werknemer over de gevolgen van de opzegging te informeren.
Hof Den Bosch kwam in een procedure tot het oordeel dat de wil en de verklaring van een werknemer op het moment van opzeggen overeenkwamen. Het vertrouwen van de werkgever, dat de werknemer wilde opzeggen, is gerechtvaardigd. De werknemer heeft de werkgever telefonisch meegedeeld dat hij om privéredenen per direct wilde stoppen met werken. De werkgever heeft de werknemer vervolgens uitgenodigd voor een gesprek, waarin de gevolgen van de opzegging zijn besproken. Er is een gespreksverslag opgemaakt, dat door werkgever en werknemer is ondertekend. In dat verslag staat vermeld dat de werknemer door zelf op te zeggen geen recht heeft op een WW-uitkering. De werknemer heeft zich naderhand gerealiseerd dat hij door zijn opzegging mogelijk geen uitkering zou krijgen. Volgens het hof doet dit besef niet af aan het feit dat hij bij het tekenen van het gespreksverslag wel degelijk wilde opzeggen. Voor het vertrouwen van de werkgever acht het hof van belang dat zich eerder eenzelfde situatie heeft voorgedaan met deze werknemer.
Het hof heeft de andersluidende uitspraak van de kantonrechter, waarin de werkgever is veroordeeld tot betaling van loon en van een transitievergoeding, vernietigd.