Je bekijkt nu Schadevergoeding na onterechte loonsanctie

Schadevergoeding na onterechte loonsanctie

Een werkgever is verplicht het loon van een arbeidsongeschikte werknemer door te betalen. Deze verplichting eindigt in beginsel na 104 weken van arbeidsongeschiktheid. Het UWV kan de werkgever bij wijze van sanctie opleggen om het loon langer door te betalen, wanneer onvoldoende inspanningen zijn verricht om de werknemer te laten re-integreren. Als het UWV ten onrechte een loonsanctie heeft opgelegd kan de werkgever om schadevergoeding vragen. De bestuursrechter is bevoegd om op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit van het bestuursorgaan.

Een procedure voor de Centrale Raad van Beroep spitste zich toe op de hoogte van de door een werkgever geleden schade. De werkgever berekende de geleden schade op het totale door hem aan loon betaalde bedrag. Het UWV meende dat de schade niet meer bedroeg dan 70% daarvan. Voor vergoeding is vereist dat de schade verband houdt met een onrechtmatig besluit. Alleen die schadeposten,  die in een zodanig verband staan met dat besluit, dat zij het bestuursorgaan kunnen worden toegerekend, komen voor vergoeding in aanmerking.

De wettelijke regeling van de loonsanctie verplicht de werkgever het loon door te betalen. Er bestaat een rechtstreeks verband met de opgelegde loonsanctie voor zover het gaat om betalingen waartoe de werkgever uit hoofde van de arbeidsovereenkomst gedurende het derde ziektejaar verplicht was. Voor zover de werkgever in het derde ziektejaar betalingen heeft gedaan waartoe hij niet verplicht was of die niet rechtstreeks voortvloeien uit zijn re-integratieverplichtingen zijn dat geen bedragen die bij een ten onrechte opgelegde loonsanctie op het UWV te verhalen zijn.

Het Burgerlijk Wetboek verplicht de werkgever om 70% van het loon door te betalen. Gedurende de eerste 52 weken moet ten minste het voor de werknemer geldende wettelijke minimumloon worden doorbetaald. De werkgever in de procedure was op grond van de cao verplicht om in het tweede ziektejaar 100% van het loon door te betalen omdat de werkneemster arbeidsongeschikt was geraakt door een bedrijfsongeval. De werkgever meende dat hij daarom ook in het derde ziektejaar meer dan 70% van het loon aan de werkneemster moest betalen. De geldende cao bevatte geen bepaling die is gewijd aan de loondoorbetaling in een derde ziektejaar.

De Centrale Raad van Beroep was van oordeel dat het UWV 70% van het gedurende het derde ziektejaar betaalde loon als schade moest vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.

Bron: Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB2020197, 17/3559 WIA-S | 06-02-2020