Je bekijkt nu Variabel all-in loon in strijd met recht op een betaalde vakantie

Variabel all-in loon in strijd met recht op een betaalde vakantie

Bij een maatschap voor fysiotherapie zijn een aantal therapeuten parttime in dienst. In hun arbeidsovereenkomst is een regeling opgenomen waarbij het salaris grotendeels variabel is en afhankelijk van de door hen gegenereerde omzet. Het salaris zou bestaan uit een vast percentage van de gerealiseerde omzet, waarbij 61,9% (in sommige contracten 60,9%) van die omzet wordt uitgekeerd als loon. Daarnaast is een garantiesalaris opgenomen als minimum, maar het daadwerkelijke loon kon hoger uitvallen, afhankelijk van de omzet.

Het contract bevat daarnaast een bepaling over een all-in loon. Volgens deze afspraak zijn het vakantieloon en de vakantietoeslag opgenomen in het maandelijkse salaris. De fysiotherapeuten ontvangen dus niet apart een bedrag voor de vakantiedagen, maar dit zou impliciet vervat zijn in het reguliere loon. Ook is vastgelegd dat de fysiotherapeuten recht hebben op een aantal vakantiedagen. Hoe het loon voor deze dagen is verrekend of gereserveerd, wordt niet duidelijk uit de arbeidsovereenkomst.

De fysiotherapeuten eisen achterstallig loon, vakantietoeslag en compensatie voor vakantiedagen. De Hoge Raad concludeert dat het variabele all-in loon, waarbij vakantieloon verscholen zit in het reguliere salaris, alleen is toegestaan wanneer dit op een transparante en begrijpelijke manier gebeurt. In deze zaak waren loonstroken, arbeidsovereenkomsten en afrekeningen niet inzichtelijk genoeg om vast te stellen welk deel van het salaris specifiek bedoeld is voor vakantiedagen. De praktijk zorgt er feitelijk voor dat de fysiotherapeuten financieel worden gestraft als zij vakantie opnemen. Hun inkomen is afhankelijk van de omzet. Minder werken heeft direct invloed op het loon. Dit ontmoedigt de fysiotherapeuten om daadwerkelijk vakantie op te nemen, wat de bedoeling van de vakantie- en loonregelgeving ondermijnt.

Hof Den Bosch moet de zaak nu opnieuw beoordelen, met inachtneming van het oordeel van de Hoge Raad dat de afspraken over vakantieloon en vakantiedagen nietig zijn in hun huidige vorm. Ook moet het hof opnieuw bekijken of en in hoeverre de fysiotherapeuten recht hebben op aanvullende betalingen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2025:1737 | 20-11-2025